Stap 1 - De as van het wiel
De werkvorm begint klassikaal. Probeer eens te formuleren wat je onder succes verstaat, aan de hand van de vragen:
- Wat vind jij succes?
- Wie heeft er succes?
- Waar zie jij succes?
- Hoe ziet succes eruit?
- Ken je mensen met succes, waaruit bestaat hun succes?
- Heb jij vroeger wel eens succes gehad? Wat heb je daar voor moeten doen? Moeten laten?
- Heeft succes een keerzijde?
- Waarom hebben sommigen succes en anderen niet?
- Hoe zie jij jouw toekomstige succes?
- Heeft succes een keerzijde?
- Waarom hebben sommigen succes en anderen niet?
- Hoe zie jij jouw toekomstige succes?
Stap 2 - De spaken van het wiel
Teken nu eens een wiel met daarin je eigen spaken. Schrijf bij elke spaak een woord. Dit kunnen dus ook negatieve kanten van succes zijn: we willen allemaal succes. We willen allemaal veel geld verdienen, lang applaus oogsten en lekker veel vrije tijd. Die wensen botsen. Ook dit kan je in je wiel laten zien (bijvoorbeeld om de tegenstellingen op de tegengestelde assen te laten zien).
Stap 3
Kies nu twee woorden uit waar je dieper over na gaat denken.
Teken bij die twee woorden drie situaties waarin je verbeeldt wat het woord voor jou betekent. Doordat je een tekening maakt, wordt de situatie concreet. Er moet immers een omgeving en een persoon die handelt worden getekend. Als je het 'alleen' omschrijft, kan je makkelijker in algemeenheden blijven hangen terwijl je er juist echt over na wil denken. Als je dit wel heel
goed (en concreet) in taal kan uitdrukken, mag je het ook opschrijven.